Algemene richtlijnen schoren

Gebruik bij voorkeur een wandschoor waarvan de koppen onder een beperkte hoek draaibaar zijn. Zorg bij schoren met vaste lippen aan de uiteinden dat ze onder de goede hoek opgesteld staan anders loopt u het risico dat u tijdens het aandraaien van de bouten de lijmvoeg van het bovenste element kraakt. De ankergaten voor de schoren boort u minimaal 100 mm vanaf een voeg. Het aantal schoren is afhankelijk van de te verwachten windkracht. Deze richtlijnen gelden voor eengezinswoningen tot 10 m hoog met verdiepingshoge wanden van circa 2,7 m hoog.

  • Bevestig de standaard wandschoren onder een hoek van ongeveer 45 graden met een afwijking van maximaal 10 graden en op ongeveer 1,8 m hoogte. Dit is meestal de derde laag elementen;
  • Gebruik ter bevestiging van de schoren geschikte  pluggen en bouten met een minimale karakteristieke bezwijkbelasting van 8 kN. Zie hiervoor de specifieke gegevens van de fabrikant;
  • Verwijder de schoren pas als de werkzaamheden aan bovenliggende verdiepingen volledig gereed zijn en pas na het aanbrengen van alle definitieve stabiliteitsvoorzieningen. Dit houdt in dat u dwarswanden heeft aangebracht en dat vloeren zijn gelegd, gestort en voldoende zijn verhard (ook de voegvulling bij kanaalplaten);
  • Als het tijdens het lijmen van de wanden al hard waait, schoor deze wanden dan af gelijk al bij het eerste element van de derde laag zeker bij dunne wanden;
  • Controleer, voor het vastzetten van de schoren, met een lang waterpas of de wand zuiver te lood staat;
  • Houdt er rekening mee dat bij afwezigheid van omliggende bebouwing de windkracht op wanden fors kan oplopen. Dit geldt ook voor werken op hoogtes groter dan 10 meter. Controleer bij een stormwaarschuwing alle wanden en plaats extra schoren.